Jan heet in het echt Jan Morren, maar omdat ik op de Ruïne van Brederode bezig ben met iedereen van een naam te voorzien heeft Jan de naam Jan zonder Morren gekregen. Jan is 77 jaar en zijn vrouw Astrid ook. Ik noem hen ook wel ‘Vader en Moeder van de Ruïne van Brederode’. Twee mensen waarop je altijd kunt vertrouwen. Zij is vrijwilliger en hij eigenlijk ook. Eigenlijk, want hij staat niet ingeschreven als vrijwilliger, maar is wel een pilaar van steun voor Rob en mij als beheerders. Vanwaar deze lofzang?
Oktober is de Maand van de Geschiedenis en na de succesvolle tentoonstelling ‘Brederode in Playmobil’ sluiten we het seizoen af met een nieuwe tentoonstelling met bijzondere maquettes. De maquettes van Jan. Rob wist ervan en had Jan gevraagd of hij op de Ruïne een tentoonstelling wilde houden van zijn maquettes en Jan zei: ‘Ja!’. Natuurlijk zei Jan ja, want los van het gegeven dat hij altijd bereid is om te helpen is de archeologie en historie van de gemeente Velsen, waar de Ruïne van Brederode ligt, zijn lust en zijn leven (naast zijn maatje Astrid). We werden uitgenodigd om bij hen te komen eten en de maquettes te bekijken.
Na het eten zette Jan een voor een de maquettes voor ons neer. Allemaal even fijn handwerk van buitenplaatsen die verdwenen zijn. ‘Ja, want de buitenplaatsen die er nog wel zijn, die kun je gewoon zelf gaan bekijken.’ Na het beschrijven van kastelen en buitenplaatsen in Velsen in maar liefst drie boeken wilde Jan de buitenplaatsen die verdwenen waren zichtbaar maken. Er moest wel een afbeelding zijn van tenminste twee aanzichten en wat er niet op afgebeeld was werkte hij glad af om de waarheid geen geweld aan te doen. Jan had al ruime ervaring met het bouwen van modelschepen. Astrid was nooit begonnen aan het afstoffen ervan. Jan had een kwastje gekregen en maakte het zelf zonder morren stofvrij.


Nieuwsgierig als ik ben (mijn naam op de Ruïne is ‘Aagje’) vroeg ik natuurlijk naar de jeugd van Jan. Als twaalfjarige jongen ging hij altijd schepen kijken. Dat leverde weleens natte schoenen op, maar na driekwartier waren die wel weer droog. Jan lacht. Na zijn diensttijd ging hij schepen bouwen, maar op een gegeven ogenblik zag hij mogelijkheden om verder te gaan leren: middelbare gastechniek. Rond zijn 45e jaar was hij klaar met leren en kon hij aan iets nieuws beginnen waarin hij ook al heel lang geïnteresseerd was: kastelen en bleek dat de meeste buitenplaatsen niet belicht waren. Zijn nieuwe uitdaging werd het beschrijven ervan, terwijl Jan dyslectisch is.
En daar komt de uitspraak vandaan ‘Met Jan wordt het niks!’
Dat zei zijn juffrouw in de eerste klas op de lagere school (nu groep 3 basisschool). Jan is door zijn dyslexie naar de LTS gegaan. Hij wilde naar LTS elektrotechniek, maar het werd loodgieter, omdat hij niet goed genoeg was. Dat wil zeggen: hij was niet goed genoeg in taal, maar wel goed in rekenen. Door de technische lessen ging hij met sprongen vooruit. Hij haalde zelfs een keer voor zijn examen wiskunde een 10. Door zijn dyslexie kon hij grote hoeveelheden leerstof niet goed verwerken en kwam hij in problemen als er te weinig tijd was. Deelcertificaten waren daarom voor hem een uitkomst. Al bleef hij op één vak hangen ‘Gassen’. Door tijdtekort werd het een 5. De derde keer was er wel genoeg tijd en haalde hij een 10! Jan groeide door tot inspecteur van gasinstallaties.
‘Had je maar de taal eigen kunnen maken door te lezen over je interesse,’ verzuchtte ik. Jan en Astrid beaamden het tegelijk. Hun oudste zoon is net als Jan geïnteresseerd in elektronica. Zijn docent zei: ‘Ga jij maar eens een boekje lezen over elektronica’ en wist hem te stimuleren. Ook over het onderwijs voor hun jongste zoon zijn Jan en Astrid te spreken. Dat heette toen de MIVO: meer individueel vormend onderwijs, 15 kinderen en eigen niveau en tempo met leren. ‘Zo’n school zou iedereen moeten hebben!’ Moeder Astrid roept het bijna uit en ik knik instemmend.
Ondanks zijn dyslexie heeft Jan over zijn enorme kennis over kastelen en buitenplaatsen in Velsen drie boeken geschreven. De redacteur haalde de fouten eruit, maar bleef van het verhaal af. Zijn moeder heeft het eerste boek nog kunnen lezen. Ze was altijd kwaad gebleven over de uitspraak van de juf in de eerste klas: ‘Met Jan wordt het niks’. Met Jan is het helemaal goed gekomen ondanks deze juf. Jan is een veelgevraagd spreker. Als je dit verhaal niet zou kennen zou je zeggen dat Jan een professor is.
Tips
- Laat je kind testen wanneer je dyslexie vermoedt. Wanneer er sprake is van dyslexie heeft een kind recht op meer tijd voor het verwerken van de lesstof.
- Als een kind moeite heeft met geschreven taal onderzoek dan eens of een andere leerstrategie beter aansluit, bijvoorbeeld leren via luisteren of beeld.
- Beelddenkers denken in plaatjes en kunnen veel baat hebben bij ‘mindmapping’: een overzicht maken met plaatjes en steekwoorden.
- Luisteren is ook een prima leerstrategie. Kinderen met dyslexie kunnen tot hun 18e jaar gratis lid worden van Passend Lezen, Superboek (mijn boek Juffrouw HEndriKS, de beuk erin! is daar als luisterboek verkrijgbaar).
- Geschreven taal is in onze samenleving een belangrijk medium voor informatieoverdracht. Laat het kind vooral het lezen oefenen door te lezen over onderwerpen waar het in geïnteresseerd is. Dit kunnen ook studieboeken zijn.
- Geschreven taal probeert zo goed mogelijk de gesproken taal vast te leggen. Zo kun je het verschil van een d en een t beter begrijpen als je snapt dat iets dat in het verleden heeft plaatsgevonden vaak zachter klinkt door een d en de tegenwoordige tijd, het hier en nu, dichterbij is en harder klinkt door de t.
- Dankzij de computer is er zeer veel studiemateriaal (filmpjes) beschikbaar.
